Ik ben zo oud dat ik nog weet dat de wet op de kansspelen moest worden aangepast om de handel in indexopties op de Amsterdamse European Options Exchange mogelijk te maken. In 1987 begon die handel.
En wie kwamen er vorige maand in twee zwarte taxibusjes op bezoek bij de minister-president? Vijftien president-commissarissen van AEX-fondsen. Van bedrijven die in die index zijn opgenomen.
Zien we straks Frederik van Beuningen ook een touringcar vol commissarissen van Midkap-fondsen bij het Catshuis parkeren?
Vaart volgende maand een boot vol SmallCap-commissarissen met Willem Burgers aan het roer over de Hofvijver naar het Torentje?
Ook stond in de krant dat de unificatie van Unilever voorlopig wordt afgeblazen omdat enkele Britse vermogensbeheerders niet wilden dat het aandeel Unilever uit de FTSE-index zou verdwijnen. Zou dat de echte reden zijn?
Een index is niet meer dan een getal. De Standard & Poor-index begon in 1923 als gemiddelde van de koersen van 90 bedrijven om het ‘beursklimaat’ te meten. Eigenlijk net zo als de gemiddelde temperatuur op aarde wordt gebruikt om veranderingen in het klimaat aan te geven, zonder dat dit iets zegt over hoe warm het in Nederland zal zijn. In 1957 werd de S&P 500 de eerste naar marktkapitalisatie gewogen index.
Dertig jaar later waren indexopties het meest verhandelde beleggingsproduct. Vervolgens werd een index een peilstok om de prestaties tegen af te zetten van degene die uw geld beheert en daarmee werd de index een perverse prikkel. Want ingehuurde beleggers kijken niet langer naar de prestaties van ondernemingen; ze zorgen alleen maar dat de ontwikkeling van hun portefeuille in de pas loopt met een index. Pensioenfondsen moeten nu kiezen welke index ze gebruiken om prestaties aan af te meten en dus bestaan er inmiddels veel meer indices dan beursgenoteerde ondernemingen. Indexbouwers bepalen welk aandeel in een index zit en daarmee welke commissaris in het busje zit.
Dit is een column van Paul Frentrop, expert op het gebied van corporate governance.